Zoeken

Naar een groter genderevenwicht in de (genoteerde) raad van bestuur?

Home  /  Knowledge sharing  /  Blog  /  Naar een groter genderevenwicht in de (genoteerde) raad van bestuur?

Naar een groter genderevenwicht in de (genoteerde) raad van bestuur?

De (internationale) politiek mengt zich opnieuw in het debat over de gendergelijkheid van bestuurders in genoteerde vennootschappen. Zoals De Tijd vorige week berichtte, wil Europa dit evenwicht optrekken tot 40% voor wat het vrouwelijke quorum betreft. België blijft daar overigens met een score van 37% net onder.

Bijzonder is dat Europa ter zake al een wetgevend initiatief nam (door middel van een Richtlijn) ruim tien jaar geleden. Deze Richtlijn werd evenwel nooit ingevoerd. Europese wetsmolens malen vaak traag.... Commissievoorzitter Ursula von der Leyen heeft aangegeven hier nu prioriteit aan te willen geven.

Hoe is de situatie in België?

Om tot bestuurder in een BV, CV of NV te worden benoemd bestaan er geen algemene kwaliteits- of benoemingsvoorwaarden. Voor genoteerde vennootschappen bestaan er wel bijzondere vereisten waaraan onafhankelijke bestuurders moeten voldoen (art.7:87 WVV). 

Verder geldt er voor genoteerde vennootschappen wel een verplicht genderevenwicht: ten minste één derde van de leden van de raad van bestuur in een NV met monistisch bestuur of van de raad van toezicht van een NV met duaal bestuur moet van een ander geslacht zijn dan de overige leden (artikelen 7:86 en 7:106 WVV).

Indien dit wettelijk evenwicht niet gerespecteerd wordt, wordt elk financieel of ander voordeel dat aan de bestuurders toekomt op grond van hun mandaat geschorst tot op het ogenblik waarop het genderevenwicht terug is bereikt.

Naast de wettelijke verplichtingen (en potentiële wijzigingen) vergt dit debat wellicht gezond verstand en nuancering: het aantal afgestudeerde vrouwen neemt toe, de competenties van mannen en vrouwen blijven (weze slechts lichtjes) verschillend volgens recente sociologische studies, de samenlevingsvormen en samenlevingswijzen veranderen en impacteren de werkomstandigheden, enz. Zeker is dat het zich blind staren op normen wellicht de koppigheid van de realiteit ontkent. Dat neemt niet weg dat vastgeroeste vooroordelen (ook wettelijk) bestreden moeten worden. 

Voor ondernemers die geen leiding geven aan een genoteerde vennootschap is dit ook een relevant debat. Competente en gedreven vrouwen die vooralsnog hogere managementtaken vervullen, kunnen een grote meerwaarde hebben binnen de raad van bestuur. Het kan de regulering van de gendergelijkheid binnen niet genoteerde vennootschappen hopelijk overbodig maken.

- Dirk Berckmans