De nieuwe EU-Richtlijn Productaansprakelijkheid komt eraan

Juridische inzichten
03/07/2025
3 min read
EU-Richtlijn
Terug naar het overzicht

De oude Richtlijn 85/374/EEG

De oorspronkelijke Richtlijn 85/374/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der Lidstaten inzake de aansprakelijkheid voor producten met gebreken dateert van 25 juli 1985. De Richtlijn werd via de wet van 25 februari 1991 inzake de productaansprakelijkheid omgezet in de Belgische wetgeving. Met de invoering van boek 6 van het Burgerlijk Wetboek werd de wet productaansprakelijkheid opgenomen in hoofdstuk 7 van Boek 6 BW, zijnde in de artikelen 6.41 tot en met 6.55 BW.

Het uitgangspunt van de regeling over de productaansprakelijkheid is de foutloze aansprakelijkheid die louter gebaseerd is op het gebrek van het product. Dit is het enige relevante aansprakelijkheidscriterium. 

Nieuwe evoluties zorgen voor een nieuwe richtlijn

De wetgeving uit 1985 was echter niet langer afgestemd op nieuwe producten en nieuwe toepassingen in de huidige samenleving, zoals bijvoorbeeld software of AI, een langere distributieketen, nieuwe bedrijfsmodellen zoals de circulaire economie, … Bij al deze nieuwe evoluties komen ook nieuwe vragen wat betreft productaansprakelijkheid: gaat het hier om producten, wie is de producent, wie is aansprakelijk voor gebreken in deze producten? 

Gelet op deze evoluties is de Richtlijn productaansprakelijkheid uit 1985 herzien via de Richtlijn 2024/2853 van 23 oktober 2024 inzake aansprakelijkheid voor gebrekkige producten en tot intrekking van Richtlijn 85/374/EEG van de Raad.

Het uitgangspunt onder de nieuwe Richtlijn blijft nog steeds een foutloze/objectieve aansprakelijkheid die gebaseerd is op het gebrek van het product.

Onder de Richtlijn geldt het principe van de gelijkheid van schadelijders. Dit was onder de oude Richtlijn al het geval en dit blijft ook zo onder de nieuwe richtlijn. In de nieuwe Richtlijn wordt nu wel verduidelijkt dat het enkel kan gaan om natuurlijke personen die schade kunnen lijden ten gevolge van een gebrekkig product en zich op de Richtlijn kunnen beroepen. Er geldt enkel een uitzondering in geval van subrogatie in de rechten van een natuurlijke persoon, bijvoorbeeld voor de ziekteverzekeraar die betaalde kosten terugvordert. In een B2B-relatie kan dus geen beroep gedaan worden op de Richtlijn Productaansprakelijkheid om een contractspartij aansprakelijk te stellen. 

Omzetting, inwerkingtreding en harmonisatie

De omzetting en inwerkingtreding van de Richtlijn 2024/2853 is voorzien op 9 december 2026. De Belgische wetgever zal dus tegen dan Boek 6 BW moeten aanpassen. 

De nieuwe Richtlijn zal echter maar van toepassing zijn op producten die na 9 december 2016 in de handel zijn gebracht of in gebruik gesteld. Onder de oude Richtlijn geldt een vervaltermijn van 10 jaar. Dit betekent dat alle producten die nu nog in het verkeer worden gebracht voor 9 december 2026 onder de oude Richtlijn blijven vallen. De oude Richtlijn zal dus nog tot december 2036 haar belang behouden en moeten toegepast worden. 

Het harmonisatieniveau dat wordt voorzien door de richtlijn is er een van maximale harmonisatie. Bij de omzetting van de richtlijn in het nationale recht mag er dus niet afgeweken worden van de bepalingen in de richtlijn. 

Cassatierechtspraak die relevant blijft

In het kader van schadegevallen waarbij een slachtoffer schade geleden heeft ten gevolge van een gebrekkig product, is het onder de nieuwe Richtlijn nog steeds belangrijk om rekening te houden met het arrest van het Hof van Cassatie van 14 maart 2024. Het Hof heeft in dit arrest geoordeeld dat een vordering als slachtoffer van een product enkel mogelijk is op basis van een andere grondslag dan de Richtlijn Productaansprakelijkheid, wanneer deze vordering gegrond is op iets anders dan het gebrek in het product:

“(…) zodra de inhoudelijke grondslag van de aansprakelijkheid erin bestaat dat een gebrekkig product in het verkeer werd gebracht en schade heeft veroorzaakt, de producent en de leverancier slechts aansprakelijk kunnen worden gesteld en het slachtoffer slechts vergoeding kan verkrijgen binnen de voorwaarden van het objectieve aansprakelijkheidsstelsel van de Wet Productaansprakelijkheid. (…) .

De Wet Productaansprakelijkheid laat het stelsel van buitencontractuele foutaansprakelijkheid, vervat in de artikelen 1382 en1383 Oud Burgerlijk Wetboek, aldus slechts onverlet voor zover de aansprakelijkheid op een andere inhoudelijke grondslag berust, dit is op een onrechtmatige daad die niet louter erin bestaat een gebrekkig product in het verkeer te hebben gebracht.”

Als het dus gaat om een gebrek in een product, en de overige voorwaarden zijn eveneens vervuld, dan moet toepassing gemaakt worden van de Richtlijn Productaansprakelijkheid. De Richtlijn Productaansprakelijkheid heeft dus voorrang op de regeling voor de buitencontractuele aansprakelijkheid voor gebrekkige zaken. 

Blijf op de hoogte!

Wenst u op de hoogte te blijven van de laatste inzichten van Caluwaerts Uytterhoeven, bezorg ons dan uw gegevens via het formulier hieronder.