Blijf op de hoogte!
Wenst u op de hoogte te blijven van de laatste inzichten van Caluwaerts Uytterhoeven, bezorg ons dan uw gegevens via het formulier hieronder.
Een door een cliënt vaak gestelde vraag is of deze de erelonen en kosten die hij aan zijn advocaat betaalt, integraal kan verhalen op de tegenpartij. Het antwoord daarop is genuanceerd.
Enerzijds kan hij of zij niet automatisch alle gemaakte kosten verhalen op de tegenpartij. Anderzijds heeft de wetgever wel voorzien in een mechanisme waarbij de in het gelijk gestelde partij een forfaitair bedrag kan vorderen van de in het ongelijk gestelde partij, namelijk de zogenaamde rechtsplegingsvergoeding.
De rechtsplegingsvergoeding is een forfaitaire tegemoetkoming in de kosten en erelonen van de advocaat van de in het gelijkgestelde partij. Ze wordt geregeld in artikel 1022 van het Gerechtelijk Wetboek.
De rechtsplegingsvergoeding heeft tot doel om de toegang tot justitie te vergemakkelijken. Ze zorgt ervoor dat mensen zich niet laten afschrikken door de hoge kosten van een advocaat wanneer ze hun rechten willen doen gelden.
Een rechtsplegingsvergoeding wordt dan ook maar toegekend indien een partij effectief wordt bijgestaan door een advocaat.
Het gaat om een forfaitaire vergoeding. De vergoeding kan dus hoger of lager zijn dan de werkelijk gemaakte kosten. De vergoeding wordt ook enkel toegekend in het kader van een gerechtelijke procedure.
Indien men minnelijk een regeling treft of na een eerste verzoek meteen tot betaling overgaat, is er geen rechtsplegingsvergoeding verschuldigd.
Een partij kan niet boven het bedrag van de rechtsplegingsvergoeding worden aangesproken tot betaling van een vergoeding voor de tussenkomst van de advocaat van een andere partij.
Het is een vergoeding die afhangt van de hoogte van de vordering van de zaak. Het principe daarbij is: hoe hoger de (financiële) inzet van de zaak, hoe hoger de rechtsplegingsvergoeding. Er zijn dan ook minimum- en maximumbedragen vastgelegd in functie van de aard van de zaak en de belangrijkheid van het geschil.
Op verzoek van de partijen kan de rechter ofwel de vergoeding verminderen ofwel verhogen, zonder daarbij de door de Koning bepaalde maximum- en minimumbedragen te overschrijden.
De rechter houdt hierbij rekening met:
De financiële draagkracht van de verliezende partij
De complexiteit van de zaak
Het kennelijk onredelijk karakter van de situatie
Indien de rechter oordeelt dat beide partijen deels gelijk en deels ongelijk hebben, bijvoorbeeld wanneer zij ieder in het gelijk worden gesteld op één of meerdere punten, kan de rechter de rechtsplegingsvergoedingen omslaan of proportioneel verdelen onder partijen, bijvoorbeeld in een percentuele verdeling.
Indien de partij die in het ongelijk gesteld wordt van de tweedelijns juridische bijstand geniet, wordt de vergoeding vastgelegd op het door de Koning vastgestelde minimum.
Wanneer het geding wordt afgesloten met een beslissing gewezen bij verstek en geen enkele in het ongelijk gestelde partij ooit is verschenen, of wanneer alle in het ongelijk gestelde partijen op de inleidende zitting zijn verschenen maar de rechtsvordering niet hebben betwist, of wanneer zij uitsluitend uitstel van betaling vragen, is het bedrag van de rechtsplegingsvergoeding dat van de minimumvergoeding.
Voor geschillen met betrekking tot niet in geld waardeerbare vorderingen bedraagt het basisbedrag € 1.883,72, het minimumbedrag € 117,73 en het maximumbedrag € 15.697,67.
Hieronder vindt u een tabel met de bedragen van de rechtsplegingsvergoeding voor 2025.
Bekijk hier:
Wenst u op de hoogte te blijven van de laatste inzichten van Caluwaerts Uytterhoeven, bezorg ons dan uw gegevens via het formulier hieronder.