Blijf op de hoogte!
Wenst u op de hoogte te blijven van de laatste inzichten van Caluwaerts Uytterhoeven, bezorg ons dan uw gegevens via het formulier hieronder.
In het verleden is er in de feitenrechtspraak en de rechtsleer vaak discussie geweest over de al dan niet toepassing van een vetusteitsaftrek, een aftrek wegens ouderdom, bij de herstelling of vervanging van beschadigde of vernielde zaken. De feitenrechtspraak kende dan eens wel en dan weer niet een vetusteitsaftrek toe.
Het Hof van Cassatie heeft op 27 juni 2024 een arrest geveld waarin het pleit, voorlopig, lijkt beslecht.
In een eerste arrest van 11 februari 2016 oordeelde het Hof van Cassatie dat in geval van materiële schade de benadeelde recht heeft op een vergoeding die wordt bepaald op basis van de vervangingswaarde van de vernielde zaak als hij of zij niet over de middelen beschikt om een soortgelijk voorwerp met dezelfde mate van veroudering te kopen. De vervangingswaarde is gelijk aan de werkelijke waarde van het vernielde voorwerp. De benadeelde heeft dus geen recht op een vergoeding op basis van de nieuwwaarde van het beschadigde artikel.
In een arrest van 5 oktober 2018, heeft het Hof van Cassatie bevestigd dat de benadeelde in geval van materiële schade recht heeft op de vervangingswaarde van zijn vernielde eigendom. De vervangingswaarde is het bedrag dat nodig is om een gelijkaardige zaak te verwerven. De vervangingswaarde is gelijk aan de werkelijke waarde van de vernielde zaak.
Deze rechtspraak van het Hof van Cassatie werd echter bekritiseerd in de rechtsleer omdat het een schending zou inhouden van het principe van de integrale schadevergoeding.
In een arrest van 17 september 2020, oordeelde het Hof van Cassatie in voltallige zitting vervolgens dat de eigenaar van een beschadigde zaak recht heeft op herstel van de schade door het herstel van de zaak in de toestand waarin het zich vóór de genoemde handeling bevond. Het slachtoffer heeft dus recht op volledige vergoeding van de schade en er zou dus geen reden zijn om de economische veroudering in mindering te brengen. Het Hof formuleerde het als volgt :
« En règle, la personne lésée peut, dès lors, réclamer le montant nécessaire pour faire réparer la chose, sans que ce montant puisse être diminué en raison de la vétusté de la chose endommagée. »
Het Hof van Cassatie leek dus terug te komen op haar eerdere rechtspraak uit 2016 en 2018.
Naar aanleiding van het cassatiearrest van 17 september 2020 ontstond opnieuw discussie in de rechtsleer.
Volgens sommigen had dit cassatiearrest een algemene draagwijdte en had het Hof van Cassatie een principiële koerswijziging gemaakt. Het cassatiearrest zou van toepassing zijn op alle vormen van zaakschade, contractueel of buitencontractueel van aard, roerend of onroerend, behorend tot het openbaar domein of daarbuiten en ongeacht of het gaat om herstelling of vervanging van een beschadigde of vernielde zaak. De vetusteitsaftrek zou niet meer mogelijk zijn.
Volgens anderen heeft het cassatiearret geen al te grote draagwijdte en kan het naast de arresten van 11 februari 2016 en 5 oktober 2018 blijven staan. Volgens sommige auteurs zou het cassatiearrest van 17 september 2020 namelijk enkel betrekking hebben op de situatie waar er sprake is van een herstelling van een beschadigde zaak en niet de vervanging van een vernielde zaak. Op deze laatste situatie zouden de arresten van 11 februari 2016 en 5 oktober 2018 nog steeds van toepassing zijn.
Bovendien sloot het Hof van Cassatie volgens deze auteurs een vetusteitsaftrek niet volledig uit. De aftrek zou wel nog mogelijk zijn aangezien het Hof had geoordeeld dat het ging om een principe door gebruik te maken van het begrip “en règle”.
Dit voorbehoud is in de praktijk cruciaal, omdat het uitzonderingen op de vergoeding van de nieuwwaarde mogelijk maakt. Een absolute toepassing van het beginsel dat de benadeelde recht heeft op vergoeding van de nieuwwaarde zou immers tot aberrante uitkomsten leiden. In de rechtsleer is dan ook gezocht naar criteria om dit voorbehoud te concretiseren.
In het arrest van 27 juni 2024 heeft het Hof van Cassatie opnieuw standpunt ingenomen:
“Diegene wiens zaak door een onrechtmatige daad is beschadigd, heeft recht op het herstel van zijn vermogen door het herstel van de zaak in de staat waarin die zaak zich vóór de daad bevond.
Bijgevolg heeft de benadeelde recht op het bedrag dat noodzakelijk is om de zaak te laten herstellen of vervangen, in de regel zonder dat dit bedrag mag worden verminderd wegens de vetusteit van de beschadigde of vernielde zaak.”
Het Hof van Cassatie heeft hiermee twee zaken duidelijk gemaakt:
Belangrijk hierbij voor de praktijk is wel dat het Hof van Cassatie nog steeds zegt dat de benadeelde “in de regel” recht heeft op de waarde zonder vetusteitsaftrek. Dit betekent dat het mogelijk is om af te wijken van het principe dat het Hof heeft vastgelegd. Het Hof heeft dus nog steeds geen totaalverbod op de vetusteitsaftrek opgelegd.
Een van de mogelijke afwijkingen zijn specifieke wettelijke of contractuele afwijkingen. Het is dus mogelijk om contractueel van het principe van het Hof van Cassatie af te wijken. Binnen de grenzen van het dwingend recht en de beperkingen die van toepassing zijn op een schadebeding, kunnen partijen dan contractueel de vergoeding voor materiële schade beperken tot de werkelijke waarde van het vernielde of beschadigde voorwerp. In het kader van het verzekeringsrecht is de toepassing van een vetusteitsaftrek bijvoorbeeld een vaststaand principe. In de algemene polisvoorwaarden kan dan ook bedongen worden dat er vergoed wordt rekening houdend met de vetusteit van de beschadigde of vernielde zaak.
Als wettelijke uitzondering die ervoor zorgt dat toch nog een aftrek wegens vetusteit kan worden toegepast, kan verwezen worden naar artikel 3.101 BW inzake de foutloze burenhinder. In het geval van foutloze burenhinder geldt namelijk niet de integrale schadevergoeding als remedie maar de compensatie. De cassatierechtspraak is dus niet van toepassing op de foutloze burenhinder en vetusteitsaftrek is nog steeds mogelijk.
Het Hof van Cassatie lijkt met het laatste arrest van 27 juni 2024 definitief te hebben beslist dat, in de regel, geen aftrek wegens vetusteit wordt toegestaan en dat dit principe zowel geldt voor de vergoeding van beschadigde als van vernielde zaken.
Het Hof heeft echter geen absoluut verbod opgelegd door te oordelen dat dit het uitgangspunt betreft. Het is dus mogelijk om af te wijken van het door het Hof van Cassatie vooropgestelde principe dat geen aftrek wegens vetusteit wordt toegepast. Het is dus mogelijk om contractueel te voorzien dat toch zal rekening worden gehouden met de werkelijke waarde en niet met de nieuwwaarde.
Wenst u op de hoogte te blijven van de laatste inzichten van Caluwaerts Uytterhoeven, bezorg ons dan uw gegevens via het formulier hieronder.